Ik leer zien
Bijna is er een aandrang om in wat je doet en schrijft, wat je meegeeft iets van een boodschap te leggen. De zogenaamde utiliteit en de –oei- commodity. Het directe ‘nut’.
Hier in dit stukje geef ik gewoon een tijdsbeeld van wat me zo raakte en nog steeds drijft.
De bibliotheek op de telefoon… Op mijn nieuwe iphone heb ik zoveel GB’s dat ik voor het eerst besefte dat ik voor weinig of niks een aantal lievelingsboeken van vroeger kon lezen.
Als 18 jarige las ik, tja 18 jaar…, Rilke en Heracleitos (Fragmenten: “Je stap nooit 2 maal op de zelfde plek in de zelfde rivierâ€; ‘Je moet een ezel geen goud geven als die pakstro wil’ ) en nog vele boeken er om heen.
Dichterlijkheid, ‘opgenomen zijn’ door het leven in momenten en dwalen door de geschiedenis… dat deed ik… Heel stiekem gezegd doe ik dat nog steeds…
Ik was een voyeur en op afstand betrokken in elk moment, het diep menselijke aanrakende. Ofwel een straatjongentje met hersenen en merkwaardige zin om aan te raken in andere uitingsvormen. Kunst, foto’s, boeken, schrijven en oh tragiek filosofie en zulks.
Ook leerde ik het begrip “Fenomenologie†kennen… beginnende bij Heracleitos (fragmenten) , Zarathushtra (Gathas) en Lao Tse (Tao Te Ching). Later de figuren uit de 19 en 20ste eeuw.
Daar ligt toch wel iets moois. Laatst liep ik op station Leiden, daar waren een man en een beeldschone vrouw Désanne van Brederode.
Stil stond ze en keek gelijk een echt mens alleen maar kan… vol lieve openheid naar de man. Ze volgde hem. Hij keek naar haar en ik naar de twee die ook mij weer in de smiezen kregen.
“Aan de wandel?” Keek ze naar de traag en voorzichtig lopende man. Zijn kleding was die van een clochard die langs die Seine zijn onderkomen heeft.
Hij betoogde… bjj herhaling iets onhoorbaars… heel zacht… en kwam op haar toe. Staakte even zijn tocht. Hij prevelde dat hij aan de wandel was maar nog niet wist waar naar toe.
Wij, mijn hond, de man, zij en ik stonden daar even. Keken en lachte voorzichtig.
Alles vroeg even en niets hoefde een antwoord. Een omarming dat was het, een omarming zonder fysieke aanraking. We vervolgende onze weg. Wakker en in gedachten.
In de trein sloeg ik Rainer Maria Rilke op: ‘Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge’. Hij schrijft een brief aan een vriend… tekent dat op in zijn dagboek…
‘Ich lerne sehen. Ich weiß nicht, woran es liegt, es geht alles tiefer in mich ein und bleibt nicht an der Stelle stehen, wo es sonst immer zu Ende war. Ich habe ein Inneres, von dem ich nicht wußte. Alles geht jetzt dorthin. Ich weiß nicht, was dort geschieht.’
‘Ich habe heute einen Brief geschrieben, dabei ist es mir aufgefallen, daß ich erst drei Wochen hier bin. Drei Wochen anderswo, auf dem Lande zum Beispiel, das konnte sein wie ein Tag, hier sind es Jahre. Ich will auch keinen Brief mehr schreiben. Wozu soll ich jemandem sagen, daß ich mich verändere, bleibe ich ja doch nicht der, der ich war, und bin ich etwas anderes als bisher, so ist klar, daß ich keine Bekannten habe. Und an fremde Leute, an Leute, die mich nicht kennen, kann ich unmöglich schreiben.
Habe ich es schon gesagt? Ich lerne sehen—ja, ich fange an. Es geht noch schlecht. Aber ich will meine Zeit ausnutzen.’
Ergens raakte mij dit toen. Nu jaren later las ik het terug, terwijl het -als zovele teksten- deel van mijn leven geworden is. De mooie woorden:
“Ich lerne sehen…“
Sluit die woorden in je hart en wees waar je bent.